295_Zo’n Dag…
Het is maandagochtend als ik, voor het eerst sinds ik in het bezit ben van een mobiele telefoon – en geloof me, dat is al even – ‘m vergeet.
Mijn lifeline. Mijn betaalpas. Mijn app-vriendin. Mijn spelcomputer. Mijn reisleider. Mijn stappenteller. Mijn Hue-lichten-aan-op-afstand-als-we-later-thuis-komen. Mijn zaklamp. Mijn agenda. Mijn dictafoon. Mijn wasstraat-app. Mijn muziek. Mijn ‘vergrendelde-notities-met-wachtwoorden’. Mijn ‘voordeur-openen-van-mijn-moeder-als-ze-haar-sleutel-vergeet-app’ (toch handig als je op 225 kilometer afstand van elkaar woont). Mijn zeven mailboxen. Mijn microfoon. Mijn fototoestel. Mijn DigiD. Mijn rekenmachine… Het lijstje is nog niet volledig, maar al afschrikwekkend genoeg, temeer omdat ik niet weet wáár ik mijn telefoon over het hoofd heb gezien.
Hardop repeteer ik op de A6 minutieus wat ik allemaal heb gedaan voordat ik mijn Lief gedag zei en vertrok. Bij het instappen in de auto mis ik mijn waterfles. Een goede gewoonte, zeker als ik een aantal uren van huis ga. Ik loop nog even naar binnen. Lief zit nog met de krant en koffie aan tafel. Ik pak mijn waterfles en vertrek voor de tweede keer deze ochtend.
Het duurt twintig kilometer voordat ik opmerk dat mijn telefoon helemaal niet op de carkit is aangesloten. En dat kan eigenlijk niet. Ik neem de eerste de beste parkeerplaats en onderzoek grondig alles wat ik bij me heb. Mijn zenuwen worden er niet minder om.
Het beste lijkt me om de onmogelijkheden af te strepen. Want ik leg mijn telefoon echter overal neer, maar níet op het dak van de auto. Uitgesloten. Maar ik leg mijn telefoon nog wél eens op de groene container die pal naast de garagedeur staat, onze ‘sluis’ vanwege De KattenClub. Of op mijn bureau in het winteratelier, waar ik langs loop als ik binnen kom.
Misschien maar even bellen naar Lief. Oh nee, dat gaat niet. Bij het benzinestation vragen of ik even naar huis mag bellen dan? Ik heb de belangrijkste telefoonnummers nog op mijn eigen harde schijf staan (best trots op). Maar wat schiet ik daarmee op? Dan moet ik mijn Lief de hele hut door dirigeren naar mijn telefoon. En dan? De derde optie – heerlijk een dag totaal onbereikbaar zijn – is onbespreekbaar. Want de gedachte aan mijn uitnodigende-telefoon-op-de-groene-container is dankzij mijn rijke fantasie te vergelijken met een niet te negeren drenzende hoofdpijn.
De afspraak met schoondochter duurt nog vijftig kilometer. Dat is te lang om drenzende hoofdpijn te hebben. De eerstvolgende afrit is voor mij, er zit niets anders op.Twintig kilometer kruipt voorbij als je de zenuwen hebt. In plaats van netjes achteruit inparkeren gooi ik de taxi aan de stoep en werp direct een blik op de gewraakte groene container. Hoera….dáár ligt geen telefoon op. De garagedeur is nog open, ik loop langs mijn bureau….check…. ook geen telefoon laten liggen. Blik in het toilet (ja sorry, ik ben vast niet de enige die ‘m daar naartoe meeneemt). Geen spoor van de telefoon.
In de kamer zit Lief, veertig minuten na mijn vertrek – nog aan tafel. Met de krant. Bijna verontschuldigend zegt hij ‘Ik zat eens even lekker op mijn gemak te kranten’. Welhaast buiten adem van de adrenaline probeer ik kalm te zeggen ‘Oh, maar dat geeft niets, je hoeft toch nergens heen?’. Dat lukt maar half. Want tegenover die krant, ongeveer ter hoogte van de plek waar ik ’s morgens met het andere deel van de krant aan tafel zit, zie ik mijn telefoon liggen…Het geluid wat ik uitbreng lijkt nog het meest op een mengeling van gejubel en gevloek….‘Ge-luk-kig! Mijn telefoon ligt hier!!’.
Mijn Lief begrijpt niets van alle commotie. En al helemaal niet dat ik er veertig kilometer extra voor over heb. Dan staat de juf in mij te dringen om uit te leggen aan welke bij elkaar gefantaseerde enorme uitdagingen ik zonder telefoon het hoofd had moeten bieden vandaag. ‘Ik had wel een lekke band kunnen krijgen. Of een gevaarlijke situatie tegen kunnen komen. Of een ongeval moeten fotograferen. En jou niet kunnen bellen op de terugweg hoe laat ik er ben. En…en…en.’
Aan de blik in zijn ogen zie ik dat hem de notie van de catastrofe volledig ontgaat. Hij leest de krant. Drinkt koffie. Zorgt voor De KattenClub. En eten als ik thuis kom.
Met een genormaliseerde hartslag ga ik voor de derde keer de deur uit deze morgen. Als ik de A6 op draai geeft mijn navigatie aan dat ik een gevaarlijke situatie nader. Er staat een dikke BMW met een lekke band. En een bellende mevrouw ernaast. Zo zie je maar, het lijntje tussen een wilde fantasie en de maandagmorgenwerkelijkheid is flinterdun.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!