296_Horen, zien en vooral…
De week ervoor heb ik het niezen, een nat slaapshirt en een zere keel bedwongen met paracetamol in groot verpakking. Niets zal mij weerhouden van het uitgestelde logeerweekend bij mijn vriendin in Limburg.
Daags ervoor app ik dat ik nog een beetje verkouden ben. ‘Geen bezwaar?Geen bezwaar!’.
Het wordt een bijzonder weerzien. Met alle tijd voor gesprekken die zich niet lenen voor een appje. En ja, dat geldt ook voor de emoties die me in de weg zitten. Vrijdagavond ligt ik voor elven in mijn logeerbed, afgedraaid. Letterlijk. Zoveel gepraat dat ik alleen nog maar kan piepen.
Zaterdagochtend springen de vierpotigen op het logeerbed, luid snorrend over zoveel extra onverwachte aandacht. Poezenvrouwen maakt het niets uit tegen welke poes ze praten. Mijn mond opent zich voor dezelfde rituelen als thuis, tweehonderd kilometer verderop, maar ik heb nog steeds geen geluid. Vreemd dat je brein steeds signalen af blijft geven dat je iets moet zeggen, terwijl het geluid een lange neus trekt.
Aan de ontbijttafel rasp ik iets van een Goedemorgen en besef dat fluisteren het nieuwe praten dit weekend zal worden. Mijn vriendin schrikt van haar eigen – Bourgondische – geluid en schakelt spontaan ook over op gefluister. Als twee giebelende tieners zitten we tegenover elkaar aan het ontbijt. Wat gaan we met deze dag doen? Nog in pyjama loopt ze naar buiten om de vissen eten te geven. De grote plastic voorraadbak-met-losse-deksel gaat mee onder haar arm. Ik houd niet van losse deksels…Maar ik kan niet waarschuwen, ze staat met haar rug naar me toe als ze zich verstapt. Met één doffe plons flikkert zeker een derde van het voer in een vrije val in de vijver. De netjes liggen er nog naast van het bladeren scheppen de avond ervoor. Met een mengeling van de slappe – geluidloze – lach en het balen van zoveel weggegooid duur voer – scheppen we allebei voor wat we waard zijn. De roze en groene sliertjes klonteren als een plakkende bal samen in de netjes. We leggen ze aan de kant, eerst maar drogen en kijken wat er misschien nog te redden valt.
Aan de koffie vraag ik of mijn vriendin in het halve jaar dat ze nu op haar nieuwe adres woont, al gemerkt heeft in welke ruimtes ze veel en graag vertoeft. Negen verhuizingen hebben mij geleerd dat je de spullen neer kunt zetten, maar in de praktijk toch gaat schuiven als je weet hoe je routing op de nieuwe plek in de praktijk eruit ziet. En dan laat ik nog buiten beschouwing dat deze vriendin het schuiven met spullen tot hobby verheven heeft.
Ze vertelt dat ze voor veel dingen waar ze het hare van wil weten de computer gebruikt. ‘Maar die computer staat in de donkerste ruimte in je huis!’ fluister ik. Je hebt een royale souterrain waar dat bureau heel goed zou passen! Mijn vriendin staat gelijk ‘aan’. Haar neus verraadt haar nieuwsgierigheid (ze is nou eenmaal van het aanschouwelijk onderwijs) en haar ogen glimmen. Het mankeert er nog maar aan dat ze haar pyjamamouwen niet opstroopt.
‘Is goed’ zegt ze met iets van ingehouden enthousiasme, ‘maar wil je eerst met me uitvinden wat er onder die prachtige maar o zo onhandige donkerblauwe vloerbedekking op de overloop voor een vloer ligt? Het is een drama om netjes je houden met twee katten…’
Zonder stem verbruik ik zo min mogelijk woordjes. Met de precisie van een specialist in de OK van een ziekenhuis formuleer ik welk gereedschap ik nodig heb om te kijken. ‘Beitel, schroevendraaier’. In luttele minuten weten we dat op de overloop de tegelvloer eronder het redelijk alternatief is voor de korte termijn.
Daarna dalen we af naar het souterrain voor een aantal arbeidsintensieve uren die we naderhand de benaming ‘Verhuizing 2.0’ zullen geven. Het is bij vlagen een stomme film. Met veel non-verbale expressie maak ik duidelijk dat in dit huis ook werkelijk níets leeg, licht of van kleine omvang is… We lachen wat af, alleen mist ze mijn bijbehorende geschater. En we maken heel wat meters, want bij iedere vraag die ze me stelt moet ik naar haar toe lopen om het antwoord te geven.
Zondagochtend aanschouwen we al het werk van de dag ervoor. Het was de moeite waard en nog leuk ook. Ik ben al gedoucht en heb mijn koffer ingepakt als ik onder de koffie vraag of er nog zaken zijn waar ik haar bij kan helpen. ‘Nou, misschien wil je alleen nog even in de kattenkamer mee kijken wat voor een vloer er dáár onder het blauwe tapijt ligt?’. De manier waarop ze het zegt doet me denken aan een reclamespot (‘Ik durf het bijna niet te vragen…’). In mijn hagelwitte broek steek ik de schroevendraaier er nog maar eens onder. En warempel, hier ligt een parketvloer onder. En het ondertapijt ligt in de hoeken gespijkerd. Als ik haar aankijk weet ik dat ik nog een uurtje of twee zal blijven. ‘Ik kleed me nog even om, dan maken we een beginnetje’ fluister ik.
Als ik die zondag tegen vieren naar huis ga lijkt het of er een bom ontploft is in de ‘kattenkamer’. De helft van de vloerbedekking ligt op de oprit, de helft van de huisraad uit die kamer staat verdeeld over de overloop en de slaapkamer van mijn vriendin.
’s Avonds appt ze me dat de andere helft van het tapijt in de kattenkamer er ook uit is.
Zelf maak ik een afspraak bij mijn huisarts op maandagmorgen. Een virale infectie op je stembanden’ concludeert ze. ‘Er is dus echt maar 1 remedie Erica: je zal je mond moeten houden, de stembanden moeten rust krijgen, iedere poging om te fluisteren is een inspanning die de stembanden verder forceert’.
Natuurlijk, er zijn ergere dingen. Maar probeer het eens een dagje. Niet praten, niet fluisteren. En probeer je dan in te denken hoe het is om dat een hele wéék vol te houden…
Zelfs het bord in mijn voortuin lijkt een misplaatste grap. ‘TekstAtelier EERZS, geeft woorden inhoud’. Jaja, ze spreekt ze alleen even niet uit!
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!