362_Blauwe Woensdag
Genoeg om naar uit te kijken, de persconferentie van 21 april…. Het voelt alsof we elkaar bijna een gelukkig nieuw jaar wensen en nu écht – ja écht – dat moeilijke jaar gaan afsluiten. Maar de levensgrote komma in de lucht tempert mijn blijdschap.
Zoals we ‘blue Monday’ kennen in januari (de meest deprimerende dag in het nieuwe jaar waarop de goede voornemens alweer zijn verdampt), zouden we zomaar na de persconferentie een ‘blue Wednesday’ kunnen krijgen. Want de somberheid neemt het straatbeeld over. Het dagelijkse nieuws is nauwelijks te verteren. Het leger van de korte lontjes rukt op. Professionals in de hulpverlening zien het onder hun ogen mis gaan.
Keken we elkaar nog maar een jaar geleden een soort van verschrikt aan, vandaag is het c-woord als sluipmoordenaar aan ons vocabulaire toegevoegd. ‘Nee, het gaat niet door hé, want ja…coróna’ zeggen we met bijna vlakke gezichtsuitdrukking.
Natuurlijk, we hebben allemaal een lijstje in ons hoofd, wat het eerst te doen ‘als het weer mag’. Toch?!…Bij mij devalueert dat lijstje wekelijks. Reden om mijn zonnige zelf weer op te zoeken en op te schrijven wat deze tijd mij óók gebracht heeft. De gesprekken in mijn eigen kleine wereld zijn persoonlijker geworden. Tijdens een wandeling, een bezoek aan mijn moeder, intensiever contact met een paar buren, een lang telefoongesprek met vriendinnen. Allemaal winst. En niet zo vreemd eigenlijk, want we verkeren niet meer in groepen.
Maar dat ‘wensenlijstje’ is opvallend genoeg heel nederig geworden. Alles wat we al maanden niet meer kunnen – en ook soms niet meer willen – ligt besloten in het woordje ‘samen’. Want steeds meer mensen hebben het dan wel helemaal gehad met de ‘blijf thuis, houd afstand en samen-tegen-corona’-quotes. Maar als de lockdown beëindigd wordt, willen diezelfde mensen graag sámen een biertje drinken op een terras. Naar een voetbalwedstrijd. Een theater bezoeken. Immers, áls ze al met iemand de quarantainetijd hebben doorgebracht, willen ze nu vooral andere mensen spreken. Om nieuwe verhalen te horen. Of dezelfde verhalen te delen.
Wel maak ik me zorgen over de detailhandel. En dan vooral de winkels die alweer vijf maanden dicht zijn geweest. Waar klanten hun rondje shoppen nu met bijna militaire precisie moeten voorbereiden. In ons knusse dorp zijn er grote verschillen in één en dezelfde winkelstraat. Bij de ene winkel bel ik tevoren op en wordt mijn naam genoteerd op een lijst en het tijdstip wordt ernaast gekrabbeld op het moment dat ik de deurklink in mijn handen heb. Bij een ander moet ik een tijdslot over vier uur afspreken om twee verjaardagskaarten te kopen, terwijl er niemand in de zaak is. De derde zegt als ik opbel ‘Ik heb vandaag maar twee klanten binnen gehad en sluit eerder, kun je nu gelijk komen?’. Als consument is de lol er wel vanaf, hoezeer je iedereen ook omzet gunt.
Deze week interviewde ik voor het regionale weekblad een horecamanager en medewerker bediening bij een Golfcourt. Bij aankomst detoneert mijn bejaarde Taxi wat op het strak aangelegde parkeerterrein, recht achter een splinternieuwe fourwheeldrive. Terwijl ik me voor probeer te stellen wie er op deze druilerige tweede Paasdag wil golfen, word ik in de tien minuten die ik te vroeg ben op mijn wenken bediend. Een vijftiger, met in zijn kielzog drie boomlange adolescenten, staat op het punt weer te vertrekken. Behalve al die kerels moet ook de enorme bepakking nog in de kofferbak. Ik geniet van mijn eerste rang. Maar het lukt. Drie minuten later – de parkeerplek van de fourwheeldrive heeft nog niet nat kunnen regenen – parkeert de volgende bolide. Het komt me voor als moeder en dochter. Moeder haalt behendig haar inklapbare golfuitrusting uit de kofferbak, terwijl dochterlief totaal versmolten met haar telefoon als een robot achter de auto gaat staan en – nog steeds turend op haar schermpje – mee loopt.
In het gesprek passeren er wat tot mijn verbeelding sprekende woorden uit het golfwoordenboek. Maar mijn facilitaire belangstelling komt ook aan zijn trekken. Golf mag dan – zeker in coronatijd – een hele fijne buitensport zijn (die duidelijk ook veel jongeren aantrekt die nu niet kunnen voetballen), ik ben heel benieuwd hoe de vereniging het facilitaire deel oplost om omzet te kunnen maken. De manager vertelt dat er vanuit een verwarmd uitgiftepunt in een tent op een strategische plek thee en chocolademelk beschikbaar zijn. ‘Maar’ zo voegt hij eraan toe ‘op een zonnige dag breiden we dat vanzelfsprekend uit met Gele Peter of Rooie Annie.’
Gele Peter en Rooie Annie….echo ik met een grote grijns. Wat moet ik me daarbij voorstellen? ‘Alcoholvrije dorstlessers met als basis bitterlemon. De één in mix met sinaasappelsap, de ander met cassis’.
Op de terugweg realiseer ik me dat deze twee uurtjes in een voor mij volstrekt nieuwe omgeving niet alleen een leuk interview hebben opgeleverd, maar ook mijn lachspieren weer eens van stal hebben gehaald. Het glas is weer halfvol!
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!