395_Tegelwijsheid
Vierentwintig lentes telt ze. Haar uiterlijk heeft de laatste jaren wel te lijden gehad onder de zilte lucht. Maar als we samen tevreden door de Zeeuwse rijkdom snorren voel ik me een enorme bofkont. Al zeven jaar laat ze me geen dag in de steek. Destijds gaf haar volume en haar degelijke reputatie de doorslag. Niet dat er veel te kiezen viel. Maar het was liefde op het eerste gezicht. Groot, stoer, degelijk en….betaalbaar. Hoewel dat laatste alleen opgaat zolang ze niets mankeert;-).
Tegenwoordig is mijn actieradius gemiddeld genomen vijfentwintig kilometer enkele reis. Op jaarbasis rijd ik slechts een fractie van de 20.000 verzekerde kilometers. Mijn seniore Taxi vaart er wel bij. We hebben alle tijd en weinig hinder van testosterongedrag in het verkeer. Oh, als het moet wil ze haar dikke 5 cilinder best even tevoorschijn toveren. Maar meestal is haar mooie lage resonantie bij mijn thuiskomst alleen voor onze katten het ultieme teken dat de bakjes weer op tijd gevuld voor hun fijngevoelige neuzen staan.
Waar ik voorheen me tijdens de vele kilometers graag door de radio bij liet praten, heb ik tegenwoordig lang niet altijd behoefte aan geluid. De krant lees ik thuis en de korte reistijd vult zich met voorbereidende gedachten op een interview of ander doel van de rit.
Een dag of wat geleden had ik in het dorp een boodschap te doen voordat ik de snelweg op zou rijden. Ineens viel me een geluid op dat ik niet eerder hoorde. Alsof er iets aanliep. Rechtsvoor, bij het wiel. In de bochten – wanneer ik gas terugnam – werd het minder, maar weg was het niet. Op de snelweg hoorde ik niets en al snel vergat ik het. Maar zo makkelijk kwam ik er niet vanaf. Een paar dagen later was het geluid er direct na het wegrijden. En dat bleef zo. Op een recht stuk, in een bocht, het maakte niet uit.
Voor het jaarlijkse onderhoud, de keuring en de tweejaarlijkse taxatie (want ja, ze is intussen haar aanschafwaarde vijf keer waard) voor de allrisk verzekering spreken we altijd een rondje langs vriendinnen af binnen het bereik van de garage in mijn oude woonplaats in de Flevopolder. Maar voor kleine dingen is die rit – zeker met de huidige benzineprijzen – me echt te gortig. Uit betrouwbare bron kreeg ik een adres in de buurt. Laat ik hem “M.” noemen. “M” heeft zo’n garagebedrijf waarvan je bij de eerste aanblik denkt dat je op een dependance van een woonwagenkamp terecht bent gekomen. Als je je auto in de buurt van de ingang half op een stoep hebt weten te parkeren en de ingang zoekt, passeer je een enorme hoeveelheid niet al te nieuwe auto’s. De garagedeur staat standaard open en trakteert je op de aanblik van een motor, een paar rolstoelen, een crossmotor, een step en een brug die nooit leeg staat.
“M stond me de eerste keren zo indringend op te nemen dat ik er ongemakkelijk van werd. Maar hij is rustig, aardig en heeft me tot nu toe plezierig geholpen. Zijn ‘kantoortje’ bestaat uit een veredelde gang die tot vissenkom is omgebouwd. Naast een bureau waar je duvels kun vangen staat een extra stoel. Alle keren dat ik er ben geweest zat “M” achter zijn bureau in de vissenkom. En die stoel ernaast was nooit leeg. Steeds ander gezelschap, maar zonder uitzondering met een peuk tussen zijn lippen. Ik heb met “M” te doen, want het is een aardige vent. Zo aardig dat hij – als niet-roker – het goedvindt dat hij uitgerookt wordt door mensen die even een praatje komen maken. Het heeft iets weg van een buurthuis, waar mensen die verder geen dagbesteding hebben toch even aandacht en een kop koffie krijgen. Waar ze zelfs mogen roken, terwijl de rest van de wereld hen intussen als een paria beschouwt.
Op donderdag bel ik “M” en vraag of ik vrijdag even langs mag komen omdat ik het geluid wil laten horen. “Ik kan het wel nadoen, maar het lijkt me beter als je het zelf hoort. “M”, wel in voor een geintje, probeert het nog even. “Nou, hoe klinkt het dan?!” Ik stink er niet in. “Nee vriend, met de huidige krantenkoppen laat ik me niet verleiden” gier ik het uit. “Tot morgen!”.
Vrijdag laat ik Taxi voor de deur staan en haal hem op. “M” wil zelf rijden. Altijd een sensatie als ik in mijn eigen bolide rondgereden wordt, want mijn Lief heeft geen rijbewijs. Maar verder dan de constatering van “M” dat ze ‘als een zonnetje’ rijdt komt het niet. Het is als een afspraak bij de dokter maken en op het moment suprême geen klacht meer hebben. Met zijn telefoon op standje zaklamp werpt hij nog een geleerde blik onder de auto. Het ziet er prima uit. We spreken af dat ik hem de eerstvolgende keer dat ik het geluid hoor, gelijk op zal komen halen.
Dat is sneller dan het licht, want nog in de straat hoor het ik aanlopen van het rechtervoorwiel. Het is hier allemaal eenrichtingverkeer, dus het duurt even voordat ik weer voor de deur sta. “M’ zit, de wintermuts nog op het hoofd, net weer in de vissenkom als ik in gebarentaal mime dat het geluid nú te horen valt.
Deze keer rijd ik zelf. “Lijkt me beter M, want dan zit je er dichter bij”. Even lijkt het erop dat het weer voor niets is, maar dan, drie straten verder hoor ik het. “Hoor, dit bedoel ik!” jubel ik. “Als ik nu mijn gas loslaat hoor je dat het wiel langzamer draait en het geluid ook trager is.” Hij is nog niet onder de indruk. “Wordt het geluid nog harder zo meteen?” Ik moet hem teleurstellen. Op de snelweg hoor ik het niet en het is dus geen lager.
“Maar je hoort het nu gelukkig ook, dat is al mazzel. Toch?? “ Terwijl ik het zeg kijk ik opzij. De vriendelijke ogen onder de wintermuts staan een beetje ongemakkelijk. “Ik hoor het niet”, zegt “M”. “Is het iets van ‘toink….toink’?”.
Niet van de wijs te brengen rijd ik nog iets door en hoor mezelf zeggen “Nee het klinkt als een fietswiel dat tegen de kettingkast slipt”. Voor iemand die pas sinds twee jaar weer af en toe een fiets aanraakt is dat een behoorlijk gewaagde uitspraak. Ik kan er niet over uit dat “M” het geluid niet hoort. “Heb ik weer”, lach ik. “Eerst is het geluid weg en dan haal ik je voor de tweede keer in een half uur op en hoor je het niet. Je bent toch niet doof?”
Dan is het de beurt aan “M” om zijn mond in een krul te trekken. “Nou, dat niet, maar ik hoor wel heel weinig” geeft hij toe. “Maar geloof me, als het geluid niet erger is dan wat ik niet hoor, dan kun je er veilig mee door blijven rijden”.
Een Cruijffiaanse wijsheid, kan zo op een tegeltje. Ik keur ‘m goed.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!