329_ Der Schutzengel
Onderwerpen of issues die blijkbaar nog aan een nadere beschouwing onderhevig moeten zijn, openbaren zich net zo lang – en in verschillende gedaanten – aan mij, tot ik de les begrepen heb. Deze week werd ik achtervolgd door de fiets.
Parel 328 was er vorige week duidelijk over. Ik heb een hekel aan fietsen, maar ik zal er in deze nieuwe omgeving aan moeten geloven, want anders is het strand een onneembare vesting in de mooiste maanden van het jaar. Die biecht leidde tot een genereus aanbod van verschillende kanten. Eén ervan hebben we deze week gelijk aangepakt. Inderdaad ‘we’, want zonder mijn Lief zou het luchtfietsen blijven.
Mijn moeder leent haar fiets-zonder-ondersteuning voorlopig uit, nu ze die door staaroperaties aan beide ogen voorlopig niet zal gebruiken. Vijfentwintig kilometer enkele reis is voor mijn ongetrainde lijf een ticket naar zadelpijn. Voor Lief is het juist een afstand waar hij zich normaliter niet voor omkleedt, maar dat hoeft nu ook niet. Hij rijdt mee en stapt na de koffie fluitend in normale outfit op de fiets voor een toeristisch ritje huiswaarts. Eén uur en twintig minuten later – inclusief banaan- en krentenbolpauze – staat de fiets op haar logeeradres. De volgende dag arriveert mijn vriendin voor een paar dagen Zeeland. Mét haar eigen fiets op de trekhaak. Nog dezelfde middag maken we een toertje in de buurt. Nou ja, toertje…Een oom en tante wonen hier, maar ze is er in geen jaren geweest. Dat blijkt, want het adres wat ze nog kent heeft intussen andere bewoners gekregen. Met fietsnavigatie en hier en daar navragen lukt het om op adres nummer drie (!)op de bel te drukken bij het goede naambordje. Er blijkt niemand thuis;-(. Met het zweet op de kop sluit ik mijn eerste tien kilometerrit bij een temperatuur van 28 graden af, zonder beoogd resultaat.
Dag twee van haar bezoek wordt het pas echt tropisch warm. We besluiten naar Zoutelande te gaan voor wat shoppen, terrasje en pootje baden. En nee, we gaan niet fietsen. Ze heeft net vorige week een andere auto gekocht en we combineren het rijplezier met het comfort van de airco op deze dag.
Zoutelande is duidelijk een geliefde toeristische plek. Duitsers en Belgen vormen vandaag de meerderheid. Voor Vriendin is dat ‘ganz normal’, want zij heeft jaren in Duitsland en Engeland gewoond en spreekt beide talen met een regionaal accent, waardoor je vergeet dat ze Nederlands is. Door haar baan bij een internationaal bedrijf droomt, denkt en schrijft ze in Duits en Engels. Zonder haar te beledigen durf ik te zeggen dat haar Nederlandse mails en WhatsApps aan mij zelden foutloos zijn. En dat we daar hartelijk om kunnen lachen.
In de winkels geeft ze gevraagd en ongevraagd toelichting aan toeristen die zich hardop iets afvragen. Het gemak waarmee ze dat doet roept bij mij steevast de aha-erlebnis op. Ik spreek best een leuk woordje in 3 talen, maar doe het te weinig om ad rem te kunnen reageren. Dat dat soms onhandig is, blijkt later die middag.
We hebben ons gelaafd aan leuke winkeltjes, een lekkere lunch, een verkoelende wandeling langs de waterlijn, als we rond een uur of drie weer onderweg gaan. Vriendin heeft haar oog laten vallen op een grote betonnen schelp die ik benut als waterbak voor mijn katten in de tuin. We zullen via Serooskerke (waar ik deze gekocht heb) rijden en stellen de navigatie in.
We zijn nog 7 minuten verwijderd van Serooskerke, als we op een binnenweg een T-splitsing naderen. Aan de overkant van de doorgaande weg loopt een fietspad. Terwijl we wachten om de weg op te kunnen draaien zien we aan de overkant een man en een vrouw staan, hun elektrische fietsen geparkeerd op het fietspad. De vrouw wordt ondersteund door haar man en lijkt een pijnlijk been te hebben. ‘Ga anders ff kijken of we iemand moeten bellen’, suggereert Vriendin.
Ik stap uit, steek over en vraag het stel of we iets kunnen betekenen. Eenmaal dichterbij zie ik dat ze me begrijpen, maar ook dat ik te maken heb met Duitse toeristen. Ik gebaar naar Vriendin dat ze de auto mag parkeren en nodig is om te tolken, want het is me duidelijk dat de vrouw niet verder kan fietsen. Bij het oversteken is ze met haar wiel net naast de trottoirband geraakt en over de kop geslagen. Behalve een zienderogen dikker wordend been heeft ze ook een paar lelijke blauwe plekken. Ze blijken in Vrouwenpolder op een camping te staan, zo’n tien kilometer verderop. De vrouw kan geen stap meer verzetten en staat in de brandende zon. Haar man de auto laten halen op de camping zodat de fietsen achterop kunnen is dus geen optie.
Terwijl Vriendin samen met de man zijn vrouw naar haar aan de overkant geparkeerde auto helpt om even te kunnen zitten, breng ik de elektrische fietsen er een voor een achteraan. De vrouw wil niet naar het ziekenhuis. Vriendin stelt voor hen naar de camping te brengen, de fietsen kunnen dan later worden opgehaald. Maar dan bedenk ik een alternatief…. ‘Als meneer nou voor mij uit fietst, dan fiets ik de fiets van mevrouw terug naar de camping’.
Vriendin kan het nauwelijks bevatten. Is dit dezelfde vriendin die een hekel aan fietsen heeft? En gisteren nog een zeer achterwerk had na haar eerste ritje? Ik grijns terug ‘Ja, maar dít is een eléktrische fiets, dat is een eitje. Ik pak alleen even die nieuwe flodderbroek uit mijn tas, want met deze jurk aan schuren anders mijn benen kapot’.
Ik trek het prijsje van de flodderbroek en trek hem naast de auto over mijn benen. Dat is een tegenvaller. Eerder deze week kocht ik hetzelfde merk in dezelfde maat, maar deze valt blijkbaar anders. Ik kan hier niet mee fietsen. Vriendin heeft zelf ook een jurk aan vandaag, maar zij draagt daar behalve haar ondergoed standaard een katoenen broek met pijpjes onder. ‘Dan moet ik je ‘fietsbroek’ maar even lenen’ grijns ik voor de tweede keer. ‘Die is niet helemaal okselfris meer na vandaag’ zegt ze, terwijl ze de klamme broek over de achterbank aanreikt. ‘Het doel heiligt de middelen, ik ben ook niet okselfris meer’ zeg ik. Het moet een wonderlijke vertoning zijn geweest voor passanten.
Ik pak mijn fles water en informeer in mijn beste Nederlands-Duits welk tempo meneer rijdt en of ik nog instructie moet hebben over de fiets. ‘Mijn vrouw vindt mij een coureur, dus we zullen rustig rijden, 20 km per uur. En het is trappen, schakelen en verder trappen’.
Meneer houdt mij in zijn spiegeltje goed in de gaten. Ik begin er warempel lol in te krijgen en zet nog een tandje bij. Voor we het weten rijden we 25 km per uur. Natuurlijk voel ik de spanning in mijn spieren, maar als meneer vraagt of alles goed gaat laat ik me niet kennen. ‘Sie vergessen nicht das Radfahren, es ist so eine Party!’ schreeuw ik overmoedig. Twintig minuten later staan we bij de ingang van de camping, waar Vriendin met mevrouw in de auto staat te wachten.
‘Der Schutzengel!’ zegt mevrouw ten afscheid. Als we wegrijden heb ik het zweet nog op mijn bovenlip. ‘Ik word wel op de proef gesteld deze week…Van twintig jaar niet fietsen naar in twee dagen 20 kilometer’….We gieren het uit.
‘Vriendin, graag op de terugweg nog even langs Zoutelande, want vandaag kennen ze ons daar nog. Als ik mijn broek wil ruilen, zonder prijskaartje eraan, is dat belangrijk’.
Ik loop de winkel in, zoek de kassière op die me geholpen heeft, pak de broek met het losse prijslabel uit de tas en zeg – nog immer met bezweet voorhoofd – ‘Ik heb op een bizarre manier vanmiddag ontdekt dat deze maat niet past….’
Gelukkig gelooft ze me. Heb ook ik toch nog een Schutzengel.
Schutzengel(D)= Beschermengel
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!