365_Wandelende onderdanen
Ons huis is hard op weg naar de respectabele leeftijd van een eeuw oud. En dat heeft onmiskenbare charme. Niet dat er nog zo heel veel details te vinden zijn die bouwjaar 1928 doen vermoeden. Maar in de nabije omgeving is zichtbaar aan alle uitbouwtjes dat er maar twee opties zijn: uitbouwen of vertrekken. Dat laatste was onze mazzel. De verkopers groeiden er met een paar jonge kinderen letterlijk uit. Voor ons is het een klein, fijn jasje dat soms een beetje strak zit, maar nooit de deur uit zal gaan.
In het eerste jaar hebben we een paar grote, praktische investeringen gedaan. Binnen wat keukenaanpassingen en een nieuw toilet, in de tuin een grote kattenren en van de overkapping een waar atelier gemaakt. Zaken waar we elke dag plezier van hebben. In huis konden we met minder spullen prima inrichten. Eerst maar eens gaan wonen, beleven, ervaren was ons motto. De nieuwe ideeën rijpen dan vanzelf en soms veranderen de inzichten ook.
De twee hoge ramen aan de straatzijde hebben we voorzien van een zogeheten top down bottom up plissé gordijn. Zowel de hoogte van de boven- als onderkant kunnen we naar eigen behoefte instellen, waarmee we zelf de mate van privacy en lichtinval bepalen. In de praktijk hangt het plissé gordijn overdag in een brede strook over het midden van het raam. In de vensterbank liggen onze katten regelmatig te zonnebaden of gewoon nieuwsgierig te volgen wat er te zien is. En in deze straat vált ook wat te zien. Er is doorgaand verkeer in de straat en het trottoir loopt tot onder onze ramen. De eerste meter vanuit de gevel is formeel onze voortuin, maar het inrichten daarvan heeft al een scala aan ideeën gegenereerd. En in de prioritering wijken die ideeën steeds voor iets anders.
Voor ons is het een nieuwe ervaring om de woonkamer aan de straatkant te hebben. Behalve dat het heel levendig is, merken we dat we bij de geringste beweging in de straat onwillekeurig een blik werpen. Dat wil zeggen, we stemmen ons vizier af op het plissé gordijn. Óf we rekken onze nek zodat we eroverheen kunnen kijken, óf we nemen genoegen met het deel dat we kunnen zien aan de onderkant van het gordijn. Dat laatste komt het meeste voor. Soms geeft het een hilarisch tafereel. Bijvoorbeeld als een kleine dreumes aan de hand van zijn moeder ontsnapt en ineens oog in oog staat met onze katten. En dan rustig vijf minuten zijn handje als een magneet tegen het raam drukt, terwijl zijn moeder voor de voordeur ongemakkelijk staat te zijn.
Intussen hebben we een aardig beeld van passerende buiken, billen, mode en huisdieren. En in coronatijd hebben we daar ook een behoorlijke verschuiving in waargenomen. Zo viel ons op dat er veel meer – nogal nieuw ogende – wandelschoenen passeerden. En dat boven die wandelschoenen de reden van die toegenomen activiteit ook zichtbaar was….heuse coronakilo’s. Zelf heb ik er ook een aantal te pakken, dus ik zal de laatste zijn om daar iets van te zeggen. En dat er mensen zijn die nog niet zo heel lang een viervoeter uitlaten zien wij aan de manier waarop hun benen ons raam passeren.
Maar die permanente vrije-tijd-mode. Het went niet. Iemand waarvan ik zeker weet dat hij een baan heeft en thuiswerkt, die al meer dan een jaar de boodschappen in een trainingsbroek doet. Geen kekke nieuwe, maar duidelijk een overjarig model, met boord boven de gewone sokken. En dan een serieuze winterjas erboven.
In alle meligheid maak ik er soms een sport van om te gissen wat voor een bovenkant er op die wandelende onderdanen zit. In de vroege avond staat de plissé nog in de overdagstand en zie ik – op de bank voor de teevee – steeds dezelfde trainingsbroek-met-hond passeren. Het beeld stemt me wat treurig. Een iel postuur in een zichtbaar in geen maanden gewassen trainingsbroek, met in zijn ene hand een shagje en in zijn andere hand de hondenriem met een boterhamzakje waar drolletjes van de hond in zitten.
Het intrigeert me. Dag na dag hetzelfde tafereel. In mijn hoofd behoren de wandelende onderdanen aan een jongen van midden twintig, die in lange eenzame coronamaanden de moed is verloren. Losgezongen van de realiteit en niemand die vraagt of het wel gaat. En geïnteresseerd is in het antwoord. Het enige dat structuur aan zijn dagen geeft is die viervoeter, waarvoor hij beter zorgt dan voor zichzelf.
Vandaag, aan het eind van de middag, loop ik voor een boodschap naar het dorp. Aan de overkant van de straat zie ik de wandelende onderdanen. Ik herken hem aan zijn hond. Direct gevolgd door mijn blik op zijn vuile trainingsbroek, die hij net gedachteloos optrekt. Het haar is peper en zoutkleurig, recent geknipt. Als hij oversteekt zie ik een midden veertiger, onverstoorbaar in zichzelf gekeerd. Ik groet. Hij kijkt me aan maar ziet me niet. Ook zonder plissé gordijnen ben ik voor hem niets meer of minder dan een paar wandelende onderdanen.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!