383_Als de brandweer
De afgelopen week was – mild uitgedrukt – nogal gevarieerd. Gevoelsmatig denk ik dat de drukte in mijn dagen steeds in de staart van de week zit. Maar een blik op mijn agenda zegt iets anders: het geranium-tijdperk is nog niet aangebroken.
Natuurlijk is het even jongleren met de tijd. Er was weliswaar veel ruimte voor betaald werk, maar vervelen is toch echt een werkwoord dat niet in mijn woordenboek voorkomt. Dus waar nu opdrachten staan, moet iets anders wijken. En dat vraagt nog wat gewenning. In de regel stapel ik liever fijn door. Huishoudelijk werk daalt wat op de prioriteitenlijst. Mijn Lief heeft een valide argument – hij ziet het niet – en ik loop zo vaak mogelijk in een rechte streep van mijn werkruimte naar de eettafel, zodat veel mij ontgaat. Wassen en strijken geeft nog wat ontspanning, want de vele uren achter de laptop geven in mijn schouders wat protesten. Maar ik geniet met overgave van de oogsttijd als het om werk gaat. Van de contacten, het netwerken, de bedrijfsbezoeken. En ja, ook van de stilte in mijn werkruimte als ik de verhalen uitwerk. Ik laat standaard een bandje meelopen. Thuisgekomen luister ik dat terug en typ het verhaal uit. Telkens weer valt me op dat de gesprekken vrolijk van toon zijn, er is ruimte voor een lach. In het beluisteren herbeleef ik de sfeer van het gesprek. Daarna begint het onvermijdelijke grote schrappen in de tekst. Want de 500 woorden voor de krant blijven een uitdaging van formaat voor me. Voor echte journalisten is mijn werkwijze veel te omslachtig en tijdrovend. Het deert me niet. Immers, ik bén geen echte journalist. Ik ben schrijver. Verhalenschrijver. En ik wil dat verhaal zo uitlichten dat iemand het inlijst.
Maandag mocht ik weer op pad voor een ‘werkvloer’-interview voor de krant. Bij deze interviews gaat het erom een beroep uit te lichten en deze keer gaat het om een wasstraat medewerker. We spreken pas na sluitingstijd af om een uurtje rustig met elkaar in gesprek te gaan. Als ik om zeven uur naar huis rijd is de lucht sprookjesachtig spannend, de avond valt in. Het interview moet binnen twee dagen ook uitgewerkt en goedgekeurd zijn en dat is, samen met de lopende opdrachten voor het grond-, weg- en waterbouwbedrijf nog best pittig. Er ligt dan ook ineens een ‘to do’ lijstje op mijn bureau. De dinsdagavond heb ik voor mezelf een instructie-uurtje afgesproken om de nieuwe lockmachine die ik van mijn vriendinnen heb gekregen in alle rust te leren bedienen. Bij mij blijft het natuurlijk nooit bij een uurtje, maar het ontspant lekker.
De donderdagochtend is voor een paar telefonische afspraken en de middag is gereserveerd om samen met mijn Broertje het balkon van onze moeder op te leuken en daarna door te rijden naar mijn eigen adres voor het nodige snoeiwerk en wat bollen en najaarsvreugde in de tuin. Heerlijke uurtjes die ’s avonds wel gecompenseerd moeten worden achter de laptop. De vrijdag is gereserveerd om na anderhalf jaar mijn goede vriend en vakgenoot Hans weer eens live te ontmoeten. We spreken halverwege onze woonplaatsen af, allebei een dik uur rijden. Zoals met meer afspraken in het post-coronatijdperk merk ik hoezeer ik de persoonlijke en inspirerende contacten gemist heb. Halverwege de middag ga ik opgeladen weer op huis aan, om nog een uurtje voor en na het avondeten de laatste punten op de i te zetten van deze week. Om half 11 zit ik te knikkebollen op de bank. ‘Niet gezellig, maar blijkbaar nodig om wat vroeger naar bed te gaan na deze week’ excuseer ik me bij mijn Lief. Als hij het een kwartier later ook maar voor gezien houdt ben ik al in dromenland.
Zaterdag mag ik de ingebruikname van een tijdelijke brandweerpost voor de krant verslaan. De oude post wordt gesloopt en de nieuwbouw zal nog twee jaar vergen. De kinderburgemeester wordt bij wijze van verrassing thuis met de tankautospuit opgehaald en zal in stijl het startsein van deze nieuwe fase geven.
Bij wijze van uitzondering vraag ik mijn Lief of hij het leuk vindt om mee te gaan. Dat is niet tegen dovemans oren gezegd. Behalve eigen interesse in het onderwerp is het voor hem ook een leuke bijvangst om eens te zien wat er voorafgaat aan de vele uurtjes schrijfwerk thuis. En er valt ook echt genoeg te zien. Terwijl ik mijn eigen plan trek om wat mensen te spreken, bekenden groet en mijn netwerk uitbreid, vermaakt hij zich uitstekend en geniet van de rondleiding en de sfeer op het terrein.
Eenmaal weer thuis kruip ik achter de laptop om het verhaal nog deze middag uit te werken. Via de app rollen de foto’s binnen die mijn Lief van mij gemaakt blijkt te hebben tijdens de uitvoering van mijn werk voor de krant. Het treft me recht in het hart. Voor het eerst in de tien maanden dat ik dit werk doe zie ik op beeld wat ik bij het uitwerken van de bandjes al eerder ‘waarnam’. Ooit kreeg ik van een dierbare relatie de referentie ‘Erica durft het roer om te gooien en haar hart te volgen. Ze is een gedreven vrouw die van een fijn schrijvende pen zeer gelukkig wordt.’
Welnu, die vrouw is vandaag door haar eigen Lief op de foto gezet. Het duurde langer dan mij lief was, maar ik lijk weer op mezelf.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!