398_De Reünie, deel 2
Aan de vooravond van het Paasweekend is het zover…de reünie van oud-collega’s in Delft (zie ook Parel 392 https://eerzs.nl/392_reunie/ ) kan zonder beperkingen doorgang vinden.
Ruim twee maanden voorpret passeren nog eens dunnetjes als ik vrijdag rond het middaguur naar mijn vrienden rijd. Het is in alle opzichten een trip down memory lane, al was het alleen maar omdat alle records niet meer geëvenaard zijn sinds die tijd. Ik woonde er 23 jaar (verdeeld over vier adressen), logeer bij mijn ‘oudste’ vrienden (niet in leeftijd, maar in jaarringen) en tref oud-collega’s uit het tijdperk van mijn allereerste serieuze baan die ik 7 jaar gehad heb. Dat laatste is daarna ook niet meer voorgekomen.
Thuis heb ik de lijst met aanmeldingen nog eens bekeken. Tot mijn verrassing zie ik namen staan van twee klasgenoten van de middelbare school, waaronder H. de R., mijn eerste vriendje. Blijkbaar hebben die na mijn tijd ook nog bij de sociale dienst gewerkt. Dat eerste vriendje heb ik aan het begin van deze eeuw nog eens ontmoet. Het was in de tijd dat Anita Witzier het programma Memories presenteerde, waarin mensen op zoek gingen naar hun eerste liefde omdat ze wilden weten hoe hun leven was verlopen. We vonden hem en de redactie kwam thuis bij mij het verhaal filmen. Het issue haalde de uitzending niet, maar leverde me wel een etentje op met H.de R.
Twee maanden voor dat etentje kreeg ik kennis aan mijn Lief. Ik was een half jaar alleen en ons wat je noemt behoorlijk stormachtige begin (stof voor een boek;-)) zette een definitieve punt achter een aantal ingewikkelde jaren. Natuurlijk vertelde ik Lief van het etentje en die gunde me dat van harte. Het leverde me een gezellig weerzien op, precies zoals ik me had voorgesteld. Eén ding stak me een beetje…toen ik H. vertelde dat ik nu eindelijk écht bij de liefde van mijn leven terecht was gekomen zei hij – met een iets te wantrouwende blik en bijbehorende intonatie ‘Jaja…’.
Ik haalde het voorval nog eens op en zei tegen Lief ‘Als H. er is zal ik hem vertellen dat ik dat inmiddels al 22 jaar kan zeggen’.
Stipt om 19.30 uur loop ik met een mengeling van nieuwsgierigheid en nostalgie langs de Schie in Delft naar het pand waar ik destijds werkte. Ik vraag me af wie mij na 35 jaar nog zal herkennen. Dat blijkt een misvatting. Al bij de ingang spreekt Ellen, een van de organisatoren me aan. Haar weelderige rode krullenbos is – met een beetje hulp van de kapper – nog steeds haar handelsmerk. Ze werkte in hetzelfde team als ik en viel destijds als een blok voor een – getrouwde – collega. Ik had het bijna onder mijn neus zien gebeuren maar hield – ervaringsdeskundig – wijselijk mijn mond. Nadat we elkaar hartelijk begroet hebben kijkt ze me met bijna samenzweerderige blik aan als ze zegt: ‘Weet jij nog dat jij de eerste was die op een dag ontdekte dat ik in een overhemd van hem achter mijn bureau zat?’ Ik gier het uit, al was het alleen al omdat het me nú pas weer te binnen schiet en het zo grappig is dat dit het eerste is dat ze na 35 jaar tegen me zegt. Het goede nieuws is trouwens dat Ellen nog steeds getrouwd is met de collega waar ze ooit haar verschoninkje van leende.
Ik bof deze avond, ik tref uitsluitend mensen die mij herkennen aan mijn stem of aan mijn uiterlijk, terwijl ik andersom toch een paar keer het antwoord schuldig moet blijven. De sfeer is vrolijk, niet in de laatste plaats door de locatie waar we met elkaar – zeker in retrospectief – een geweldig leuke tijd hadden. Bij de rondleiding door het gebouw – nu als bedrijfsverzamelgebouw verhuurd en goeddeels achter slot en grendel – komen steeds flarden van herinneringen boven. Het is grappig om te merken dat we met elkaar toch nog veel weten over die tijd. Zelfs de bruine kroeg (door ons De Vesting gedoopt) die we eigenhandig betimmerd en ingericht hebben is nog in tact. Door een misverstand is de sleutel ervan niet beschikbaar, maar we worden van harte uitgenodigd daar nog eens voor terug te komen.
Een van de organisatoren heeft zichzelf overtroffen met een paar hilarische flashbacks (filmbeelden en foto’s) die in de huidige tijd bijna surrealistisch lijken. Bij veel van die beelden herken ik nog collega’s, maar realiseer ik me dat ik toen al uit dienst was. Het wordt me duidelijk dat die collega’s hun gehele loopbaan bij één dienst hebben gewerkt. De eersten zijn intussen met pensioen. Ik zie zelfs op een paar revers een koninklijk speldje zitten. Voor iemand die graag elke vijf jaar aan een nieuwe uitdaging begon is dat een schrikbeeld;-).
Bij het laatste filmpje zie ik een jongeman met een krullenbol waarvan de naam me ontschoten is. Aan mijn buurvrouw vraag ik ‘Hoe heet hij ook alweer?’. Dat is H.de R., maar hij is er vanavond niet, antwoordt ze. Pas dan valt het muntje. Mijn eerste vriendje H.de R. is niet de oud collega bij de sociale dienst….hij draagt alleen dezelfde naam.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!