333_Spannende tijden
We zitten aan de koffie als hij een blik door het raam werpt.
De man heeft een telescoop-raamwisser in zijn hand en de slang die naar het osmosewater in zijn tank leidt. De blik is ietwat verwilderd, en samen met de getatoeëerde armen, zijn stevige postuur en korte broek gaat er agressie vanuit. Met zijn hoofd gebaart hij naar de voordeur. We hebben geen glazenwasser nodig en schudden ‘nee’, in een vage poging ons bordje op de deur dat wij geen colportage wensen gestand te doen. Niet veel later echoot onze ouderwetse trekbel door de hoge gang.
Het voelt – zelfs in deze tijd – raar om iemand wél te zien en er stoïcijns onder te blijven als er aangebeld wordt. Als mijn Lief de voordeur opent hoor ik een onvervalst Brabants accent in gebiedende wijs enkelvoud zeggen ‘Als ge het rolluik nou even opendoe da kan ik de rame zeeme’. Maar de koffie zit erin en Lief is wakker. ‘Nee, dat doe ik niet, want ik heb geen opdracht gegeven’. Dat valt niet in goede aarde. In een paar stappen beent hij terug naar zijn auto en schreeuwt naar mijn Lief ‘Dat kun je gvrrd…toch ook normáál zeggen man!?!’….
Daarna staat hij driftig op zijn mobiele telefoon te tikken. Typisch gevalletje van een verkeerd adres denken we. Maar het stemt om meerdere redenen tot nadenken.
Heb ik het misschien gedroomd, de situatie van de afgelopen vierenhalve maand? Dat we primair reageerden met een run op zeep en toiletpapier, om de simpele reden dat niemand de impact van de situatie kon overzien? Dat er alleen als het moest aangebeld werd en de bezorger dan op drie meter afstand naar de grond wees om je pakketje aan te kondigen? Dat we voorzorgsmaatregelen namen als we om een boodschap de deur uit moesten. En dat we op straat iedereen aankeken en groetten, of de moeite namen om even over te steken om de ander ruimte te geven de weg ‘veilig’ te vervolgen. Heb ik gefantaseerd dat we in de winkels aan alle kanten geholpen werden om maar zo goed mogelijk contactloos en risicoloos te kunnen verkeren?
En was onze agenda echt van de ene op de andere dag leeg? Was het daarom behalve raar vooral ook een fijne tijd omdat onze bereidwilligheid naar onze naasten om te zien zó groot was. We zaten immers in hetzelfde schuitje, hadden tijd en bovendien niets beters te doen. Niet eerder werden uitvoerende beroepen toch zo bejubeld en gewaardeerd. We poetsten ons huis, werden creatief en behulpzaam, bezagen onze omgeving voor het eerst in jaren met een frisse blik en digitaliseerden in een tempo waar menig automatiseerder alleen van kan dromen.
Natuurlijk heb ik het niet gedroomd. Ook ik heb aan den lijve ondervonden wat de gevolgen zijn van een economie die al jaren verschraald is en nu geen spek op de botten meer heeft. Maar op straat merk ik er niets meer van. In de winkels herinneren alleen de strepen op de grond nog aan de gewenste afstand. Zeep en toiletpapier worden niet meer gehamsterd. Vakanties worden geboekt en feestjes worden ingehaald.
Benauwd krijg ik het ervan. Voor het ziekenhuis is de Covid19 teststraat nog springlevend. Alleen de patiënt zelf mag naar binnen, alle medewerkers moeten zich nog dagelijks voor hun eigen veiligheid extra inpakken en hun taak onder moeilijke omstandigheden volbrengen. Het zijn twee werelden geworden. De nieuwe en de oude werkelijkheid maken ruzie met elkaar en – erger – ze lijken niet van plan het bij te leggen.
De oude werkelijkheid wil haar leven terug, zonder beperkingen. Met zomervakantie, wintersport, carnaval. Ze maakt het allemaal graag weer zelf uit. En de nieuwe werkelijkheid is ervan doordrongen dat meer dan wat we nu aan vrijheid hebben er voorlopig niet in zit. Minder wel.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!