403_Het rolo-effect
Nog maar anderhalf jaar geleden schreef ik een Zeeuws dagblad een open brief waarin ik aangaf dat ik graag op regelmatige basis een column of interview voor mijn rekening wilde nemen.
De hoofdredacteur (drie maanden later met pensioen zou ik later lezen) liet mij zonder veel input een proefstukje schrijven en wees me daarna in een ultrakort mailtje minzaam af. Mijn brief aan Omroep Zeeland om eens op de koffie te mogen komen (ik woon in hetzelfde dorp letterlijk om de hoek) bleef onbeantwoord.
Het leed was snel geleden, want een maand daarna liep ik met mijn bijbaan bij uitgeverij De Bode op zak de deur uit in Goes. Het bleek een fantastisch concept om thuis te raken in de regio. Bovendien leerde ik om op papier in minder woorden méér te zeggen.
Twee maanden na aanvang kreeg ik de ruimte om mijn artikelen zelf in het stramien van de krant te plaatsen. Sindsdien kan ik in mijn rituele dans met het maximum aantal te plaatsen woordjes zelf net zolang boetseren tot het resultaat naar mijn zin is. De werkvloerinterviews – waarin ik tweewekelijks een beroep in de spotlights zet – brengen mij behalve bijzondere gesprekken ook op locaties waar de deur wijd open staat. Gepassioneerde mensen blijken zonder uitzondering bereid om een uurtje te vertellen over hun werk. Het format past me inmiddels als een jas en mijn netwerk in de regio is ongemerkt fors gegroeid.
Ook na plaatsing van het artikel heb ik nog geregeld contact met de mensen die ik gesproken heb. Via social media, een appje, door gunning van een eigen opdracht als tekstschrijver, maar ook gewoon op de hoek van de straat bij de bakker. Juist ‘in het wild’ komt het erop aan op het goede moment de naam paraat te hebben van degene die je aanspreekt of door wie je wordt aangesproken. Vandaag liep ik nog even naar het dorp voor een vergeten boodschap. Eerder deze week heb ik mijn haar – na maanden van aarzelen – in een nieuwe coupe-met-pony laten knippen. Bovendien ben ik in de wintermaanden meer dan tien pakken suiker afgevallen. Al met al een behoorlijke metamorfose lijkt me, vooral voor mensen die mij slechts enkele keren hebben ontmoet. Toch reken ik buiten de waard, want blijkbaar zit de herkenning in andere zaken dan ik vermoed. Als ik vrolijk ‘Hallo Sonja’ groet bij het passeren knippert ze niet met haar ogen en groet mij bij naam terug.
Ook ontdek ik nog een ander fenomeen. De mensen die weten wat ik doe, zonder dat ik hen ooit professioneel gesproken heb. Mooi voorbeeld daarvan deed zich voor toen ik een pakketje liet frankeren en bij thuiskomst ontdekte dat ik drie tientjes teveel had betaald. Ik schreef een mailtje en voorzag het van de kassabon. Zonder nadenken zette ik mijn digitale bedrijfshandtekening onder de mail. ‘Zelfstandig tekstschrijver ǀ freelance correspondent Uitgeverij De Bode’. De ondernemer – waarvan de grillige reputatie vooruit schrijdt – was het echter niet ontgaan. In een allervriendelijkst antwoord werden me excuses aangeboden en de vraag gesteld of het mij uitkwam om even binnen te lopen om ‘het goed af te handelen’. Sindsdien heb ik de grillige reputatie niet meer op heterdaad kunnen betrappen.
De minzame afwijzing van de Zeeuwse courant heb ik al lang achter me gelaten. Maar het hoofdstuk rond de onbeantwoorde brief aan Omroep Zeeland is nog niet klaar. De laatste maanden heb ik van verschillende mensen bericht ontvangen dat zij op basis van mijn artikel in de krant door Omroep Zeeland zijn bezocht en geïnterviewd. In de eerste plaats is dat voor de geïnterviewde een uitgelezen kans op nog meer publiciteit en indirect ook een compliment aan mijn adres. Maar de eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat het wat schuurt. De combinatie deugt niet; mij negeren en wel ‘makkelijk’ onderwerpen scoren die al uitgewerkt zijn.
Ach, natuurlijk is het sop de kool niet waard. Ik heb mijn draai gevonden en intussen de luxe dat ik projecten oppak die me behalve een belegde boterham ook energie geven. Heel even heb ik de associatie met de rolo-reclame eind jaren 90: het pesterige jongetje houdt een baby-olifant het laatste chocolaatje voor en steekt dat bewust treiterig en vergezeld van een gezongen ‘nananana-na’ in zijn eigen mond. Jaren later – zowel de olifant als het jongetje zijn intussen volwassen – is er weer een optocht waarin de olifant de man passeert, op de schouder tikt en een dreun met zijn slurf verkoopt, onder luid getetter dat verdacht veel op het nananana-na’ lijkt.
Wie het laatst lacht, lacht het best;-).
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!